Onze hoofdredacteur voor het studiejaar 2017-2018 studeert niet alleen geschiedenis. Dit jaar is ze ook begonnen met de studie kunstgeschiedenis. Eén van de opdrachten was het schrijven van een recensie over een lopende tentoonstelling, in ongeveer 2000 woorden. Haar bespreking kwam als beste uit de bus en werd, in verkorte vorm, gepubliceerd op de website van Simulacrum. Hierbij, voor de liefhebber, de volledige versie van haar recensie.
Bente Marschall – Bij binnenkomst waan je je in een bloemenzee. De uitvergrote kunststof bloemen doen eerder denken aan een modern kunstwerk dan dat ze refereren aan de middeleeuwen. Zijn we wel op de juiste tentoonstelling beland? Ja, blijkt wanneer het introductiefilmpje start. Welkom op de tentoonstelling Magische Miniaturen.
Na de tentoonstelling Crossroads. Reizen door de middeleeuwen in het Allard Pierson Museum te Amsterdam is er nu een nieuwe tentoonstelling die poogt het beeld van de ‘duistere’ middeleeuwen te verdrijven: Magische Miniaturen, van 23 februari tot 3 juni 2018 te bezoeken in het Catharijneconvent te Utrecht. Op deze tentoonstelling, die in samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek (KB) tot stand kwam, staan verscheidene middeleeuwse verluchte manuscripten, vervaardigd in de Zuidelijke-Nederlanden, in het middelpunt. De manuscripten zijn afkomstig uit de eigen collectie, de collectie van de KB en privécollecties. Bij het betreden van de tentoonstelling komt men in een donkere ruimte waar een introductiefilmpje te bekijken is, kleurrijke bloemen te bewonderen zijn en waar een eerste manuscript met miniaturen ligt. In het introductiefilmpje komen verschillende deskundigen aan het woord, waardoor het een vrij ‘verknipt’ filmpje is geworden. Ieder van hen vertelt over een ander relevant en interessant onderwerp, maar een structuur in het filmpje lijkt te ontbreken. Uit het niets wordt geclaimd bij een vroeg-middeleeuws manuscript: ‘Dit, dit is magisch!’, zonder dat een verdere toelichting wordt gegeven. Daarnaast leiden het filmpje en de bloemen erg af van het hier tentoongestelde manuscript. Het publiek zit bij het filmpje met de rug naar het manuscript, en het manuscript lijkt bijna te ‘verdwijnen’ in de bloemenzee. Wanneer de bezoeker deze ‘voorkamer’ verlaat en de daadwerkelijke tentoonstelling betreedt, komt hij terecht in een kleurrijke, feestelijke aaneenschakeling van tentoonstellingsruimtes. De wat minder oplettende bezoeker loopt pardoes tegen de spiegel, die aan het begin van de eerste verbindingsgang is geplaatst, op. Wat de makers van de tentoonstelling met deze spiegel beogen, is niet duidelijk. Het werkt enigszins vervreemdend. Wellicht is dat dan ook de bedoeling.
De tentoonstelling bestaat uit drie delen, ‘Een middeleeuwse bibliotheek’, ‘Voor de elite’ en ‘Magische meesters’. In het eerste deel staan de manuscripten zelf centraal. Zowel religieuze als wereldlijke handschriften passeren de revue. Stichtelijke werken, religieuze boeken gemaakt in opdracht van leken, eigentijdse geschiedeniswerken en ridderromans zijn er in overvloed. In het tweede deel staan de opdrachtgevers in het middelpunt. Kerkelijke instanties en het Bourgondische hof worden gepresenteerd als de voornaamste opdrachtgevers voor verluchte manuscripten. Aandacht voor de gegoede burgerij als opdrachtgever ontbreekt. In het derde deel staan de makers van de miniaturen centraal. Verrassend, want velen zullen denken dat kunst uit de middeleeuwen niet terug te leiden is naar één maker. Van de tentoongestelde miniaturen blijken soms meerdere te kunnen worden toegeschreven aan één en dezelfde miniaturist. Met name kloosterateliers en professionele ateliers komen aan de orde. Naast de thematische driedeling is elke zaal een kleur toebedeeld. Op kleine, bescheiden bordjes wordt uitleg gegeven over de betreffende kleur, waar de kleur voor staat en hoe de kleur verkregen werd. De prachtigste manuscripten zijn op deze tentoonstelling te bewonderen. Helaas ontbreekt een bredere context. Een vergelijking, hier en daar, met geïllumineerde handschriften uit andere periodes en andere streken zou de positie van de tentoongestelde werken in de miniatuurkunst en de wereld van de handschriften hebben verduidelijkt. De suggestie wordt hier gewekt dat de Zuid-Nederlandse miniatuurkunst in een vacuüm opbloeide en zich ontwikkelde.
De samenstellers van de tentoonstelling refereren graag aan de bijna dertig jaar oudere voorganger Miniaturen uit de Noordelijke Nederlanden. Deze tentoonstelling was van 10 december 1989 tot 11 februari 1990 te bewonderen, eveneens in het Catharijneconvent.[1] Ze bracht meer dan honderd kostbare manuscripten uit meer dan vijftig bibliotheken van over de hele wereld bijeen in Utrecht.[2] Museum Catharijneconvent bezit zelf de nodige middeleeuwse handschriften en organiseert met een zekere regelmaat tentoonstellingen over deze kunstwerkjes, zowel uit de eigen collectie als uit die van andere. In 1996 vormde het Utrechts Psalter, rond 830 vervaardigd in of in de buurt van Reims, de hoofdattractie op de tentoonstelling Het Utrechts Psalter. Middeleeuwse meesterwerken rond een beroemd handschrift, waarop het Utrechts Psalter vergeleken werd met andere geïllustreerde manuscripten uit min of meer dezelfde tijd. [3] Een kleine twintig jaar later, in 2015, werd het Utrechts Psalter wederom tentoongesteld, dit keer naar aanleiding van het plaatsen van het manuscript op de UNESCO Werelderfgoedlijst.[4] Vorig jaar viel in het Catharijneconvent nog de tentoonstelling Heilig Schrift. Tanach – Bijbel – Koran te zien.[5] Deze drie boeken vormden de leidraad van de tentoonstelling en werden in verschillende uitvoeringen getoond. Wellicht was deze expositie een ‘warmlopertje’ voor Magische Miniaturen.
Niet alleen het Catharijneconvent heeft zich gewaagd aan middeleeuwse miniaturen. Ook andere Nederlandse musea hebben zich op dit vlak doen gelden. Zo was in 2009-2010 de tentoonstelling De wereld van Katherina, devotie, demonen en dagelijks leven in de 15de eeuw in Museum Het Valkhof te Nijmegen te bewonderen. Het getijdenboek van Katherina van Kleef (1417-1476), dochter van de Bourgondische hertog Jan zonder Vrees, vormde de basis van deze tentoonstelling. Haar getijdenboek (ca. 1440) bevatte 168 miniaturen. Inderdaad, bevatte. Slechts 157 hiervan zijn bewaard gebleven en deze waren nu op deze tentoonstelling voor het publiek toegankelijk.[6] In de negentiende eeuw moest het manuscript het ontgelden. Het werd door een handelaar opgedeeld in twee delen en opnieuw ingebonden. Enkele pagina’s zijn hierbij zoekgeraakt en nooit meer teruggevonden. In 1970 kreeg de Morgan Library & Museum in New York beide delen in haar bezit en pas toen werden de resterende folio’s weer verenigd.[7] Naast Katherina’s getijdenboek was op de tentoonstelling het brevier te zien dat haar echtgenoot had laten maken. Wellicht bestelde Katherina haar luxe getijdenboek uit jaloezie of om haar echtgenoot de loef af te kunnen steken.[8] Beide (gast)conservatoren, Rob Dückers en Ruud Priem, typeerden in de begeleidende catalogus middeleeuwse geïllumineerde manuscripten als ‘manuscripten, die als geen ander het vermogen bezitten om je te betoveren door hun schoonheid: wanneer je er geconcentreerd naar kijkt, voeren ze je mee naar een kleurrijke wereld die al eeuwen achter ons ligt’.[9] Deze vervoering ‘naar een kleurrijke wereld’ lijkt door de samenstellers van Magische Miniaturen als leidraad te zijn genomen. Zij hebben deze typering verder uitgewerkt en laten dit thema ook steeds terugkeren in de zalen. Magische Miniaturen is samengesteld uit zeventien Nederlandse collecties, waaronder ook privécollecties. De bezittingen van de KB (Koninklijke Bibliotheek) en van Museum Catharijneconvent vormen de ruggengraat van deze tentoonstelling.[10]
De rijk geïllustreerde exemplaren van Maerlants werken krijgen op de tentoonstelling Magische Miniaturen in het bijzonder aandacht. Manuscripten van Maerlants Der naturen bloeme, Spiegel Historiael en Die wrake van Jheruzalem nemen op de tentoonstelling sleutelposities in. Van alle manuscripten krijgen zij de meeste ruimte. Delen van deze manuscripten kunnen door de bezoeker worden uitvergroot op interactieve schermen. Het illustreren van een dergelijk handschrift was geen makkelijke opgave voor de miniaturisten. Zo kon het natuurgetrouw weergeven van de in de tekst van Der naturen bloeme beschreven dieren een ware krachttoer zijn. De miniaturist werd geacht wezens af te beelden die hij nog nooit, of maar zelden had gezien. Of wezens die helemaal niet bestaan. De beschrijvingen in de tekst hielpen, evenals pogingen van voorgangers. Maar weinig dieren kwamen in aanmerking om naar de eigen waarneming weer te geven. In een manuscript van Der naturen bloeme uit 1360 is goed het verschil te zien tussen deze ‘hulpbronnen’. Het konijn benadert een natuurgetrouwe weergave, waar de kameel voor onze moderne ogen meer wegheeft van een kruising tussen een kameel, bizon en nog wat anders.[11]
Op de tentoonstelling is ook ruimte voor de nodige ‘beleving’. Wanneer men over de tentoonstelling loopt, komt men zo nu en dan een creatieve hoek tegen. Hier kunnen eigen miniaturen gemaakt worden met behulp van stempels, stickers, een lichtbak en kleurpotloden. Niet alleen de jongere bezoekers worden hiermee tevreden gesteld. Ook de bezoeker van het ‘rollator-kaliber’ leeft zich uit op deze plekken. De kans op enige twist bij de stempelbak is groot. Allen willen tegelijk stempelen, maar trekken daardoor regelmatig een ander de stempel uit handen. Alle stempels zitten namelijk met kettinkjes aan elkaar vast. Enige voorzichtigheid bij het creatieve proces is dan ook geboden. Menige oudere bezoeker heb ik horen zuchten. ‘Hè, nou is het steeltje van m’n bloem weer gescheurd!’ klinkt het wanneer ze bezig zijn aan de stickertafel. Erg leuk is het zich uitleven op een eigen ‘miniatuur’ wel, maar jammer genoeg doet dit onderdeel enigszins afbreuk aan het maakproces van een echte miniatuur. De vereiste vakbekwaamheid en het aantal werkuren dat in de middeleeuwen in het vervaardigen van een miniatuur ging zitten, verdwijnt hier naar de achtergrond. In de laatste zaal wordt nog een zintuigelijke ervaring toegevoegd. Hier kan de bezoeker ruiken hoe een middeleeuws manuscript ruikt. Kleine ‘klapdoosjes’ mogen geopend worden en de bezoeker wordt uitgenodigd een ‘snuf’ te nemen. Vervolgens mag er geraden worden welke lucht (waarvan er eentje sterk aan de snoepaardbeien uit de snoepwinkel doet denken) bij welk van de drie afgebeelde manuscripten hoort.
De tentoonstelling Magische Miniaturen is op inventieve wijze opgezet. Vrijwel alle manuscripten zijn vanuit drie posities goed te bekijken. Zelfs wanneer het druk is, kan er makkelijk een plekje bij een vitrine worden veroverd. Daarnaast is het erg prettig dat er geen kleine bordjes met bijschriften bij de manuscripten staan, maar dat, in plaats daarvan, bij elk manuscript een nummer staat. Dit nummer correspondeert met een nummer in het bij de ingang verkregen papieren boekje. Dit boekje verschaft een korte uitleg bij wat er te zien is, alsmede de nodige technische gegevens. Gedrang voor de bordjes is dan ook niet aan de orde op deze tentoonstelling. Daarnaast is het fijn dat dit boekje mee naar huis mag worden genomen, zodat je thuis makkelijk bepaalde manuscripten nog eens kunt opzoeken. Het boekje biedt de makers van de tentoonstelling de mogelijkheid veel informatie kwijt te kunnen. Daar is zo uitgebreid gebruik van gemaakt dat menige bezoeker halverwege de tentoonstelling geneigd zal zijn het boekje opzij te leggen en zich verder zal beperken tot het bewonderen van de miniaturen.
Zo nu en dan wordt in de begeleidende teksten gewezen op een detail. Wanneer de bezoeker dit detail wil bekijken, staat zij met enige regelmaat in haar eigen licht, waardoor het betreffende detail niet goed te zien is. Het zou te overwegen zijn bij sommige vitrines een vergrootglas neer te leggen. (Dan wel aan een kettinkje, natuurlijk.) Bij een miniatuur op een los blad uit een getijdenboek in opdracht van Agnès Desfontaines (Enschede, Rijksmuseum Twente, 16) wordt gewezen op de ongelofelijke gedetailleerdheid van de verluchting. Ze is zo gedetailleerd dat je zelfs het knopje van de speld van de hoofddoek van de mevrouw kan zien. Uiteraard nodigt een dergelijke mededeling uit tot het zelf gaan kijken en zoeken. Het is mij niet gelukt om het betreffende speldenknopje te ontwaren. Door te voorzien in een loep bij de betreffende vitrine krijgt de bezoeker ook daadwerkelijk de mogelijkheid om de gedetailleerdheid van de miniatuur in al haar glorie te bewonderen.
Sommige manuscripten worden op de tentoonstelling ook gedeeltelijk digitaal getoond. Het is erg leuk om op deze wijze door een manuscript te ‘bladeren’ en zo te weten te komen wat er nog meer voor moois verborgen zit. Wat echter dan weer een gemiste kans is, is dat er maar op bepaalde miniaturen en gedeeltes van een pagina valt in te zoomen. Zo kan de bezoeker een aantal pagina’s van Maerlants Der naturen bloeme digitaal inzien, maar moet diezelfde bezoeker genoegen nemen met slechts een beperkte keuze uit te vergroten miniaturen op zeer rijkelijk geïllustreerde folio’s.
Misschien wel het grootste gemis op de tentoonstelling is het vrijwel geheel ontbreken van informatie over de relatie tussen verluchting en tekst. Wanneer een kunsthistoricus een middeleeuws manuscript voor zijn of haar neus krijgt, worden de verluchtingen uitgebreid bestudeerd. Wanneer een historicus hetzelfde manuscript bestudeert, wordt met name naar de (inhoud van de) tekst gekeken. Beide behoren mijns inziens niet los van elkaar beschouwd te worden. Miniatuur en tekst vertonen altijd een zekere interactie. Weliswaar is de kans groot dat tekst en miniatuur door verschillende makers zijn gemaakt, maar beiden hebben in relatie met elkaar en in dezelfde context aan het manuscript gewerkt. Tekst en miniatuur geven ons samen een inkijkje in de middeleeuwen. De gegeven titels van manuscripten en de typering ervan als ‘religieus’ of ‘niet-religieus’ geven de bezoeker weliswaar een indicatie van met wat voor soort tekst men te maken heeft, maar schiet tekort wanneer gekeken wordt naar het verband tussen tekst en afbeelding. Zelfs bezoekers die enigszins wegwijs zijn in de paleografie, en de tentoongestelde teksten willen lezen, vissen soms achter het net. Het lezen van de tekst bij een miniatuur in de Middelnederlandse ridderroman Roman van Walewein van ongeveer 1350 (Leiden, Universiteitsbibliotheek, LTK 195) is voor een geoefend oog nog wel te doen. Maar veel teksten zijn in het Latijn of Frans. Eenieder die niet beschikt over voldoende kennis van het middeleeuwse Frans, middeleeuws Latijn en Middelnederlands, of voor wie het middeleeuwse handschrift een probleem vormt, ziet op de tentoonstelling kleine, op zichzelf staande prachtstukjes, zonder hun relatie met de tekst.
De tentoonstelling wordt begeleid door een grote uitgave getiteld Zuid-Nederlandse miniatuurkunst. De mooiste verluchte handschriften in Nederlands bezit. Deze bundel bevat 24 artikelen, de catalogus van de tentoonstelling en een uitgebreide bibliografie.[12] Een groot deel van de in de tentoonstelling ontbrekende achtergrondinformatie is hier wél te vinden. Maar ik vrees dat er maar weinigen zullen zijn die, alvorens de tentoonstelling te bezoeken, zich zullen verdiepen in de 384 pagina’s. De geïnteresseerde kan echter ook met een beperktere publicatie enige achtergrondkennis verwerven. Het tijdschrift Catharijne. Magazine van museum Catharijneconvent schenkt aandacht aan de tentoonstelling. Enkele korte artikelen met betrekking tot de tentoongestelde miniaturen zijn voor een breed publiek toegankelijk.[13]
Al met al, ondanks de geringe punten van kritiek, is de tentoonstelling Magische Miniaturen een echte aanrader. De mooiste middeleeuwse manuscripten van de Lage Landen zijn verzameld op één plek. De overvloed is overweldigend. Dus wie nog niets te doen heeft vandaag: gaat dat vooral zien!
[1] Belser Verlag. Affiche ‘Middeleeuwse miniaturen uit de Noordelijke Nederlanden’, Het Catharijneconvent. Inv.nr. RMCC g352.
[2] Gerritsen-Geywitz, G., ‘Miniaturen uit de Noordelijke Nederlanden’, Madoc 3 (1989) 12-18, aldaar 14.
[3] http://www.utrechtspsalter.nl/#over-het-psalter
[4] Website van het Museum Catharijneconvent Utrecht ‘Tentoonstelling Utrechts Psalter’, https://www.catharijneconvent.nl/bezoek-ons/tentoonstellingen/utrechts-psalter/ (Geraadpleegd op 23-02 2018).
[5] De tentoonstelling Heilig Schrift. Tanach – Bijbel – Koran liep van 7 oktober 2016 t/m 8 januari 2017. Website van het Museum Catharijneconvent Utrecht, ‘Heilig Schrift’, https://www.catharijneconvent.nl/bezoek-ons/tentoonstellingen/heilig-schrift/ (Geraadpleegd op 23-02 2018).
[6] Zonder auteur, in Kunstschrift 5 (2009) 1.
[7] Rob Dückers en Ruud Priem, ‘Voorwoord’, in Anne Margreet As-Vijvers red., De hand van de meester. Het getijdenboek van Katherina van Kleef (2009) 6-7, aldaar 6.
[8] Rob Dückers en Ruud Priem, ‘Het boek en zijn meester’, in Kunstschrift 5 (2009), 8-11, aldaar 8.
[9] Dückers en Priem, ‘Voorwoord’, aldaar 6.
[10] Website van het Museum Catharijneconvent Utrecht ‘Tentoonstelling Magische Miniaturen’, https://www.catharijneconvent.nl/bezoek-ons/tentoonstellingen/magische-miniaturen/ (Geraadpleegd op 23-02 2018).
[11] F. van Oostrom, ‘Jacob van Maerlant. III Natuur in woord en beeld’, in Kunstschrift 3 (1991) 54-55.
[12] Anne Margreet W. As-Vijvers en Anne S. Korteweg e.a., Zuid-Nederlandse Miniatuurkunst. De mooiste verluchte handschriften in Nederlands bezit (Zwolle 2018).
[13] Catharijne. Magazine van Museum Catharijneconvent 1 (2018).